User:Abd/Drainage perceel basis 1

Praktijkopdracht drainage

Wateroverlast in Tusveld

Sommige percelen hebben een slechte ontwatering. In de winter zie je daar vaak water staan dat de bodem niet in kan trekken, er blijven lang plassen op het veld staan, het perceel is slecht berijdbaar en de productie van landbouwgewassen blijft sterk achter bij andere percelen. Dit kan verschillende oorzaken hebben:

1. De toplaag is slecht doorlatend.

2. Er is sprake van een slecht doorlatende laag op 0,30 m diepte (ploegzool).

3. De grond is slecht doorlatend op 0,60 m diepte (oerbank).

4. Er zit een slecht doorlatende laag op grotere diepte.

5. Het slootpeil is te hoog.

6. Er is veel aanvoer van grondwater (kwel).

Een mogelijke oplossing is het aanbrengen van drainage. We moeten dan een aantal zaken bepalen:

• Op welke diepte moet deze aangelegd worden?

• Waar (op welke sloot) kunnen de drains ontwateren?

• Wat is de afstand tussen de verschillende drainstrengen?

• Welke diameter?

• Welk materiaal?

• Wat kost het?

• Welk verhang?

Enkele vuistregels:

• Drainafstand: 8 – 12 meter (geldt voor de landbouw; op sportvelden vaak de helft);

• Draindiepte: 0,80 – 1,20 meter (geldt voor de landbouw; op sportvelden vaak de helft);

• Diameter: 60 mm.

• Materiaal: geperforeerde PVC-ribbelbuis

• Kosten: € 1,40 per meter

• Verhang: 0,05 – 0,10 m per 100 m (0,05% – 0,1%)

Soms ligt er wel drainage, maar staan er toch nog plassen. Naast bovengenoemde oorzaken van plasvorming, kan ook het volgende aan de hand zijn:

1. De drains zitten verstopt (zand, ijzerslijm)

2. De drains zijn beschadigd (door diep ploegen)

3. De drains zijn te smal

4. De drainafstand is te groot.

Opdracht 1

1. Overleg met een (1) klasgenoot over 3 mogelijke plaatsen waar opdracht 2 en 3 uitgevoerd zou kunnen worden.

2. Omschrijf deze nauwkeurig.

3. Maak een schema wanneer je aan opdracht 2 kan werken. Begin er vandaag aan.


Opdracht 2

a. Zoek samen met een (1) klasgenoot een klein perceel met wateroverlast. (tuin, woonwijk, deel van een voetbalveld, trapveldje)

b. Breng het perceel schetsgewijs in kaart. Geef aan hoe de afwatering geregeld is.

c. Overleg met de eigenaar over mogelijke oorzaken.

d. Vraag nauwkeurig naar gevolgen: wat voor last heeft de eigenaar van het probleem.

e. Schrijf precies op wat de eigenaar denkt dat de beste maatregelen zijn om het probleem te verhelpen.

f. Onderzoek de bodem door het verrichten van een aantal grondboringen (tot 1,20 meter).

g. Geef 3 mogelijke oplossingen.

h. Trek je conclusies over de oorzaken van het probleem.

i. Kies welke oplossing volgens jullie de beste is.

Opdracht 3 Zelfde als bovenstaande opdracht, maar dan voor een groot landbouwperceel (minimaal 1 ha).


Belangrijke begrippen Drooglegging: het hoogteverschil tussen maaiveld en het peil van het water in de sloten. Ontwatering: stroming van het water in de grond en in de drainagebuizen. Afwatering: stelsel van sloten, duikers, kanalen, pompen en gemalen. Soms is de sloot te ondiep of liggen de duikers te hoog. Als je dan wat wilt verbeteren aan de natte gronden, moet je in de eerste plaats kijken of de sloten verdiept kunnen worden of de duikers lager gelegd kunnen worden. Freatisch vlak: ander woord voor grondwaterspiegel.